Ik heb het niet over de mensen aan de wal in onze thuishaven, die ons uitzwaaien met beloften van een veilige reis en tot ziens.
Dat heb ik eerder gezien in films, witte zakdoeken en vochtige ogen. Zoals de Titanic. Wat een verontrustende vergelijking. Ik heb het ook niet over het deinen van de boot terwijl je langzaam en methodisch uit je kooi afdaalt voor je nachtwacht, totdat je met wazige ogen op de grond staat, met een hand jezelf in je broek hijsend, en een hand die probeert te voorkomen dat je in de kooi van de arme kerel die tegenover je slaapt wordt gesmeten. Dergelijke nachtelijke bezoeken zijn gemoedelijk. Maar ik dwaal af.
Ik heb het over de grote Atlantische deining zoals gezien, gevoeld en gehoord vanaf het dek op een grijze en winderige dag in maart. Als een enorm levend en ademend landschap,
golven die opkomen, stromen en verdwijnen in de kleuren grijs, blauw, zwart en het ongrijpbare maar aantrekkelijke azuur. Sommige golven zullen opdoemen als ze naderen,
een vijf meter hoge gapende mond die je dreigt op te slokken, om vervolgens zachtjes onder het schip door te glijden en zichzelf te transformeren in een brede vlakte van schuim, je oren
vullend met een licht gesis, als na het openen van een blikje van je favoriete frisdrankje.
Sommige golven zullen dansen met de golven van ons eigen schip, waarbij ze spetters van witte spray vormen, sommige breken zachtjes naast het schip af met een goedaardige plons,
andere doen hun verdomde best om je te laten weken in een meedogenloze douche. Je reflexen zijn scherp in zulk weer, waar een snelle duik en een dun laagje regenkleding je enige verdedigingslinie is. We hebben allemaal zoute wenkbrauwen.
Andere golven zullen je naar de hemel voeren en een eindeloos landschap van heuvels, valleien en bergen voor je onthullen, een eeuwige beroering van grijs, blauw en wit, in de stralen van ochtendlicht en stromende regen die een buitenaardse aanblik krijgen. Dichterbij staren in het oneindige zul je niet komen. De echte schat is het zachte azuurblauw van een brekende kam, een korte hint naar een zachte schoonheid die maar al te snel verdwijnt. Ik zou veel bijvoeglijke naamwoorden kunnen gebruiken, maar eerlijk gezegd tart het elke poging tot vastleggen. Het is te wild denk ik. In zekere zin heeft dat me ertoe aangezet om de pen op te pakken. Elke gemaakte foto zou de zee nooit recht doen en wij mensen houden van een uitdaging.
Als ik terugkeer naar het land, vraag ik me af of ik landschapsschilderijen van de oceaan in een nieuw licht zal bekijken. Ik stel me de schilders voor met een penseel in hun hand, die de oceaan proberen te temmen tot een schilderij met hun palet van grijs- en blauwtinten, de laatste puntjes turkoois. Ik probeer met een penseel vast te leggen wat ik met een pen probeer vast te leggen, maar niet lukt. Bijvoeglijke naamwoorden zijn nooit genoeg, maar als ik er maar één zou kunnen kiezen, zou het woord rauw zijn.
Do you enjoy reading our crew’s adventures? Imagine being there when you enjoy our products at home!